Op 1 december van elk jaar stort de sector een premie op uw individuele rekening. Deze premie kan uit drie delen bestaan:
- een bepaald percentage van het referteloon dat u verdiende in de periode van 1 juli tot 30 juni;
- een gelijkstelling voor bepaalde dagen waarvoor u geen loon ontvangt: de solidariteitstoezegging;
- een sectorale premie voor wie blijft werken, nadat hij of zij voldeed aan alle voorwaarden van het sectoraal brugpensioen (dus ten vroegste vanaf uw 60ste). Dit is de zogenaamde blijfpremie.
Het is de sector die deze premie betaalt via de sociale bijdragen van uw werkgever. Zelf hoeft u niets te betalen.
Op 1 december van elk jaar wordt op uw individuele rekening een premie gestort. Die storting is steeds gebaseerd op een referteperiode die loopt van 1 juli van het voorafgaande jaar tot 30 juni van het lopende jaar.
De jaarlijkse storting kan bestaan uit drie stukken.
-
Een eerste deel is gebaseerd op het loon dat u verdiende in de betrokken referteperiode.
- Bijvoorbeeld: de storting van 1 december 2024 is gebaseerd op het loon dat u ontving tijdens de referteperiode juli 2023 tot juni 2024 bij een werkgever ressorterend onder PC 126.
- Bijvoorbeeld: de storting van 1 december 2025 is gebaseerd op het loon dat u ontving tijdens de referteperiode van juli 2024 tot juni 2025 bij een werkgever ressorterend onder PC 126.
- Enz. …
Dit gedeelte van de storting bedraagt:
- 0,69% van het loon van de referteperiode indien u minder dan 10 sectorale getrouwheidspremies heeft verworven.
- 1,15 % van het loon van de referteperiode indien u minstens 10 sectorale getrouwheidspremies heeft verworven.
Voorbeeld: Indien de getrouwheidspremie 2025 de tiende sectorale getrouwheidspremie is die u ontvangt, zal de storting op 1 december 2025 op uw individuele rekening van het sectoraal pensioenplan 1,15 % bedragen van het volledige loon dat u verdiende in de referteperiode juli 2024-juni 2025.
-
Een tweede deel van de storting, de solidariteitstoezegging, is gebaseerd op gelijkstellingen voor dagen waarop uw arbeidsovereenkomst geschorst is en waarvoor u geen loon ontvangt. Er zijn drie gelijkstellingen die kunnen leiden tot een bijkomende storting:
- dagen van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen, technische redenen of overmacht . Deze storting bedraagt 0,74 euro per dag tijdelijke werkloosheid, beperkt tot de eerste 130 uitkeringen van de referteperiode;
- dagen van arbeidsongeschiktheid wegens gewone ziekte of privéongeval. Deze storting bedraagt 0,74 euro per dag arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat betrokkene de aanvullende vergoeding bij langdurige ziekte ontving vanwege het Fonds;
- dagen van arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval. Deze storting bedraagt 0,74 euro per dag arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat betrokkene de aanvullende vergoeding bij een arbeidsongeval ontving vanwege het Fonds.
-
Een derde deel van de storting, de blijfpremie, is voorbehouden voor de arbeid(st)ers die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt en die voldoen aan de anciënniteitvoorwaarden van het sectoraal SWT. Als zij er voor kiezen om verder te blijven werken, en dus niet met SWT gaan, hebben zij recht op deze blijfpremie.
Per maand dat zij langer aan het werk blijven tijdens de referteperiode wordt de storting verhoogd met 114,15 euro. In geval van onvolledige of deeltijdse tewerkstelling wordt dit bedrag in verhouding aangepast.
Zolang u als arbeid(st)er aan het werk blijft in de sector Hout en Stoffering zullen de jaarlijkse stortingen plaats hebben. Stopt u met werken dan hebben er uiteraard geen stortingen meer plaats. Het bedrag dat op dat moment op uw rekening staat blijft echter intrest opleveren tot op het ogenblik dat het uitbetaald wordt door de verzekeringsmaatschappij.